Dinosaur Pile-Up – Eleven Eleven

Waardering

6

5

Dinosaur Pile-Up heeft een duidelijke ambitie voor hun derde album, Eleven Eleven. Na twee platen waarop zanger-gitarist Matt Bigland alle partijen hoogstpersoonlijk inspeelde, heeft hij dit keer een drummer en bassist mee de studio in genomen. Waarom? Om zich volledig toe te kunnen leggen op het maken van “grotere en brutere riffs”. Aan gitaargeweld geen gebrek in vorig werk, toch klinkt het alsof Bigland zijn doel voor ogen waar wil maken: Eleven Eleven gaat een stuk harder, dieper en zwaarder. Of dat in dit geval ook beter is, is een goede tweede vraag.

Iets wat buiten kijf staat: Matt Bigland weet hoe hij een stevige gitaarriff moet schrijven. Zijn composities zijn zwaar en toch ook luisterbaar. Bovendien nodigt het ritmische gitaarwerk uit tot een tikkende voet en een meeknikkend hoofd. Dit wordt versterkt door een solide productie door Tom Dalgety, die eerder het debuutalbum van Royal Blood voor zijn rekening nam. De drums en bas dreunen door tot diep in je trommelvlies, waardoor een rauwe energie ontstaat die typisch is voor een live-optreden. Vooral bij vlotte nummers als Nothing Personal zijn het zweet van de moshpit en het rondvliegende bier van een hevig rockconcert bijna voel- en ruikbaar.

Het geheel valt echter een klein beetje uit elkaar als blijkt dat diezelfde aandacht niet aan de rest van het album is besteed. Bigland lijkt zoveel ingezet te hebben op zijn verpletterende riffs dat hij vergeten is dat muziek meer dan dat nodig heeft om het interessant te houden. Zijn constante drang om nóg groter en nóg harder te klinken zorgt ervoor dat het album op den duur vermoeiend wordt. De nummers beginnen op elkaar te lijken en er blijkt simpelweg niet zoveel te zijn om naar te luisteren. Wat op de oppervlakte een heel verdienstelijk album lijkt verzandt langzaam maar zeker in middelmatigheid.

Onder de kap wordt het album vooral tegengehouden door een gebrek aan creativiteit. De bassist en drummer volgen braaf Bigland’s leiding, zonder zich echt te onderscheiden als volwaardige muzikanten. Zelf baant hij zich op vrij verveelde wijze een weg door zanglijnen waar amper een melodie van blijft hangen. Ook de teksten bieden weinig soelaas. In titeltrack en single 11:11 zitten bijvoorbeeld zinnen als “If I am the water, then I am the rain/If I am the fire, then I am the flame”. Het klinkt allemaal stoer, maar het wordt gortdroog en zonder enige emotie gebracht en lijkt uiteindelijk betekenisloos. Het herhaaldelijk schreeuwen van “Eleven eleven” fungeert als refrein. Pas aan het einde van het album zorgen Crystalline en Cross My Heart voor de broodnodige variatie en een gezond gevoel voor melodie.

Uiteindelijk zijn de afzonderlijke nummers van Dinosaur Pile-Up’s nieuwe album prettige adrenalinestoten, maar de plaat als een geheel houdt zich niet goed staande. Puur als riffjesmachine is de band in topvorm. Dit gegeven redt de plaat ook net van een onvoldoende, en maakt het een luisterbeurt waard voor fans van powerduo’s Royal Blood en Death From Above 1979. Ook in een live-setting zouden de nummers goed kunnen werken. Dat maakt het extra jammer dat het in opgenomen vorm net tekortschiet. Er is geen gebrek aan talent binnen de band en met een betere balans zouden ze nog een heel stuk verder kunnen komen.