Dat de wereld niet altijd mooi is, dat is dit jaar nog maar eens extra duidelijk geworden. Maar de belevingswereld van Mark Holley is altijd al zwartgallig geweest. Op het zelfgetitelde derde album van Black Foxxes spreidt de frontman zijn donkere gedachten weer tentoon, zoals alleen hij dat kan.
Het leven van Holley is dan ook bepaald niet het makkelijkste. De zanger kampt al langere tijd met de ziekte van Crohn en kreeg tijdens het schrijfproces van Black Foxxes ook nog eens te maken met haaruitval, als gevolg van de ziekte alopecia androgenetica. Daarbij moest hij na de vorige tour ook zijn drummer (Finn McLean voor Ant Thornton) en bassist (Jack Henley voor Tristan Jane) vervangen. Met een voor tweederde vernieuwde band wilde Black Foxxes herkenbaar blijven, maar daarbinnen wel de extremen opzoeken. Dat resulteert in donkere, tragere, uitgesponnen en nóg rauwere composities.
Een perfect voorbeeld daarvan is Swim. Holley schetst een soort Leef van André Hazes (alsof het je laatste dag is), maar dan niet als een vrolijke kroegmeezinger. Want iedereen wil zijn laatste avond op een andere manier beleven. In plaats van de kroeg kiest Holley voor een spooky setting. Tot diep in de nacht met zijn tweeën bij een verlaten bosmeertje. ‘Swim until the sun goes cold/Live like you will never grow old/Dance like you’ve never been taught/I love how you vibrate when I watch.’ Wanneer de laatste lyrics wegsterven, gooit Holly er nog even een stevige en vuige gitaarsolo uit met als enige minpunt dat er een laatste noot is.
De gitaren zijn net iets minder prominent aanwezig – of vooral minder continu – dan op de vorige twee platen I’m Not Well en Reiði. Maar als ze komen, dan komen ze goed. Neem de eerste single Badlands. Deze acht en een halve minuut durende track is een op de gitaar gestucte cursus angermanagement. Vanaf de eerste seconde zit er een ongekend energieniveau in, waarvan nauwelijks gepauzeerd wordt. De innerlijke woede spat er vanaf. Maar dat wordt gedaan op een vakkundige en haast bevrijdende manier. Steeds wanneer de woede in de song een piek bereikt, laat Black Foxxes een surfende gitaarriff los, waarop je je opgekropte energie en frustratie kan laten wegdrijven.
Dat is een heel andere opzet dan de korte opener I Am, waar alle boosheid in een fel stuk van een goede halve minuut eruit wordt gegooid. Daartegenover staat weer afsluiter The Diving Bell, dat een heel uitgedijde compositie is die richting de tien minuten gaat. Het is een van de twee nummers (met Pacific) waarop Black Foxxes blazers heeft toegevoegd. Daarmee treedt de band eigenlijk voor het eerst in zijn bestaan buiten zijn cocon van (bas)gitaar en drums. Het zijn niet per se de meest overtuigende fases van Black Foxxes, maar verkeerd is het zeker niet.
Voor wie vreest dat Black Foxxes helemaal niets positiefs wil meegeven, vrees niet. Af en toe ziet Holley echt wel positieve punten in het leven. Zo geeft hij op Jungle Skies te kennen nu vrede te hebben met wie hij is. ‘My nights become my mornings.’ Maar een vrolijk feest bij Black Foxxes is een utopie. Gelukkig bewijst de band ook in de nieuwe formatie het donkere fantastisch vorm te kunnen geven.