Na zijn goed ontvangen ‘mixtape’ The Water(s) uit 2014 is The Patience alweer het vierde studio-album van Chicago-rapper Mick Jenkins. En zonder er lang omheen te draaien, het is een prachtige plaat geworden.
De specifieke hiphopstijl wordt ook wel ‘jazz rap’ genoemd, denk bijvoorbeeld aan Tyler, the Creator, maar op de instrumentatie na houdt de vergelijking verder op. Waar het voormalige Odd Future-lid meer rap-zingt, houdt Mick Jenkins het bij een combinatie van teksten uitspugen en spoken-word. Pasta, een van de hoogtepunten van deze lp is daar een mooi voorbeeld van.
Er zijn de nodige (en blijkbaar in het genre onvermijdelijke) features waarvan die van Freddie Gibbs in het verder fraaie Show & Tell het minst goed uitpakt. De raspende stem valt wat uit de toon, maar het biedt vervolgens wel de kans om een omslag aan te brengen in het nummer en mooi te eindigen met viool- en pianosamples op repeat. Gelukkig pakken de bijdragen van JID en Vic Mensa beter uit, maar echt nodig om de plaat naar een hoger niveau te tillen zijn ze niet.
Piano samen met de rustige (snaar) drum&bass maken van 007 een heerlijk jazzy nummer. ‘I talk that old jazz a la Dave Brubeck’, rapt Jenkins, maar de zalvende instrumentatie zorgt hier ook voor een contrast met het gif in zijn knap rijmende verses. Op een paar tracks zoals 2004 lijkt het of Schoolboy Q met zijn karakteristieke flow achter de knoppen zit. En dan gaat het nog niet eens over de smoke en pot referenties in de tekst, waar Schoolboy patent op heeft.
De plaat is veelzijdig, zowel tussen opeenvolgende tracks alswel gedurende een track. Het al eerder genoemde nummer Pasta begint nog rustig, maar later is het vuurspugen geblazen, terwijl tegen het einde weer berusting klinkt. Alsof de artiest weet dat kwaad worden nooit een oplossing is. Een verslavend pareltje van amper twee minuten.
The Patience eindigt met een mijmerende artiest met al zijn onzekerheden, wat vrij uniek is in de hiphopwereld: ‘Men expressing the deepest part of who they are, that is a journey.’ Hier dus toch nog een overeenkomst met vakgenoot Tyler, the Creator, beide artiesten durven zich kwetsbaar op te stellen.
De flow, de rijm, de tempo- en gemoedswisselingen, alles is dik in orde op deze productie. Maar het zijn uiteindelijk de muziek en de passie die dit tot zo’n geslaagd project maken. En als je zo’n klein lofi nummer als Guapanese zo boeiend kan houden met slechts een pianoloopje, dan ben je een echte vakman.
Het album wordt beter en krijgt nog meer consistentie naarmate je het vaker beluistert. Misschien dat de titel The Patience dáárop slaat. Voor de lengte van slechts 28 minuten hoef je het geduld in ieder geval niet op te brengen. Een ware groeibriljant.