Róisín Murphy – Róisín Machine

Waardering

9

De Ierse Róisín Murphy, tot 2004 zangeres van het triphop duo Moloko, heeft de afgelopen jaren gestaag aan haar solocarrière gewerkt. Gemiddeld eens per drie jaar levert de dame een nieuw album af, hoewel haar laatste plaat Take Her Up To Monto! alweer dateert van 2016. Haar solowerk is qua muziek is immer in het verlengde blijven liggen van de laatste Moloko albums; intelligente dance met vette knipogen naar disco en klassieke house. Haar karakteristieke hoge en licht hese stemgeluid draagt ook haar nieuwste album Róisín Machine.

In aanloop naar dit vijfde studioalbum is Murphy vanaf 2018 begonnen met het op gezette tijden releasen van 12 inch singles, zoals All My Dreams, Jacuzzi Rollercoaster, The Rumble en Play Thing. Stuk voor stuk fijne housetracks met sterke disco-inslag, die helaas allemaal het album niet hebben gehaald. Mogelijkheden voor een extended album? Narcissus is de enige oudere track, uit 2017, die wel op het album terug te vinden is. Want pas de singles die vanaf 2019 verschenen, bleken de echte opmaat voor Róisín Machine.

Het album opent met Simulation, een rustig opgebouwde track met een diepe, onderkoelde en toch warme beat. Uitstekend om in de stemming te komen voor een avond stevig losgaan in een club. De spanning blijft behouden in de tweede track Kingdom Of Ends. Murphy weet behendig het grote cliché van de huidige dance te vermijden. Dus wel een steeds verder opzwepende opbouw, maar gelukkig niet de eeuwige ‘drop’ en bijbehorende momentje van catharsis. De broeierige mix tussen house en disco doet denken aan het werk van Moodymann a.k.a. Kenny Dixon jr, de techno producer uit Detroit.

Something More start met een a capella koortje, waarna de muziek langzaam groovend inzet. De traag stampende beat neemt het over, terwijl de zang van Murphy steeds krachtiger wordt ingemixt. Het nummer eindigt met over elkaar heen buitelende violen, waarna de zware beat van Shellfish Mademoiselle het overneemt. Met Incapable start het tweede deel van het album, waar de meeste eerder uitgekomen singles terug te vinden zijn.

Waar Incapable je voeten reeds naar de dansvloer sleurt, bereikt Murphy in We Got Together een euforisch clubgevoel. Loodzwarepompende beats met repeterend refrein, een soort kruising tussen Faithless en techno, waar je iedere zaal of festivalweide mee in extase brengt. De handclaps aan het einde vloeien wederom naadloos over in Murphy’s Law, een ode aan de zwoele en funky discosound van Chic. De titel is identiek aan de discohit van Cheri uit 1982. Hoewel Róisín Murphy haar eigen nummer heeft geschreven, ademen beide nummers -gescheiden door bijna veertig jaar muziekgeschiedenis- eenzelfde sfeer.

Uitsmijters van Róisín Machine zijn Narcissus en Jealousy. De eerste behelst hedonistische disco met violen, terwijl de laatste track klinkt als Moloko on speed: stevige uptempo nu-disco meets house. Plaat afgelopen? Gelijk op repeat!

Róisín Machine laat zich het beste beluisteren als een lange trip; coherent opgebouwde spanning en momenten van grote euforie. Het knappe van de plaat is dat deze je zowel in de beslotenheid van je huiskamer als via het PA-systeem van een grote club laat genieten. Meestal werken club-tracks namelijk slecht in de huiskamer en andersom. Hoewel de meeste tracks ruim over de gebruikelijke drieënhalve minuut van de gemiddelde popsong heengaan, blijven denummers fraaie combinaties van perfecte popliedjes en stevige clubtracks. Met Róisín Machine heeft Murphy een fantastische plaat neergezet. Met haar soulvolle stem weet ze je te betoveren en de muziek dwingt tot dansen. Een klassieker.