Wie Wilco zegt, zegt Yankee Hotel Foxtrot. Dit bijzondere album uit 2001 werd oorspronkelijk opgenomen voor platenlabel Reprise Records. Die vond het echter te experimenteel en weigerde het uit te brengen. Hierdoor verliet Wilco het label en bracht het album uiteindelijk gratis uit op hun website. Met deze aanpak heeft Wilco – onbedoeld – bijgedragen aan de ontwikkeling van digitale muziekdistributie. De daaropvolgende platen waren allemaal prima albums, maar niet met de impact van Yankee Hotel Foxtrot. En dat is bij het dertiende studioalbum getiteld Cousin niet anders.
Het album opent groots met Infinite Surprise, waarin verschillende lagen van gitaren, synthesizers en strijkers een verontrustende, licht onheilspellende sfeer creëren die doet denken aan het baanbrekende geluid van het eerdergenoemde Yankee Hotel Foxtrot. Ten Dead is Wilco’s variant op I Don’t Like Monday’s van The Boomtown Rats over een (zoveelste) massaschietpartij in Amerika. ‘Up ovеr the mountains, down beside the sea/ Ten more, eleven more/ What’s one more to me?’ zingt Jeff Tweedy. Hij klinkt vermoeid, murw geslagen, verdoofd.
Levee is een toegankelijke alt-country song over hoe we verdedigingsmechanismen als een dijk (vertaald: levee) opbouwen om onszelf te beschermen tegen externe invloeden (regen en wind), die eigenlijk een weerspiegeling zijn van onze interne angsten en twijfels. Levee staat symbool voor de metaforische schrijfkwaliteiten die Tweedy ook op Cousin weer laat horen, maar daar ontwikkelt zich wel een zekere sleetsheid in. Zijn teksten beginnen zo af en toe wat clichématig en voorspelbaar aan te voelen. De meer experimentele songs zoals Pittsburgh, waar alternatieve elektronische fusion-geluiden de luisteraar omhullen, zijn wellicht minder makkelijk te omarmen. Ze maken Cousin echter wel tot een spannender album. Meant To Be is het laatste lied op Cousin waarin Tweedy (mogelijk tegen beter weten in) probeert vast te houden aan het geloof in voorbestemdheid: ‘Each day is longer than the one bеfore/ Fewer left, less and less, I need you more’. Hoewel tekstueel wat bleekjes, is het wel illustratief voor de sfeer van de hele plaat die doordrenkt is van onzekerheid en diepgaande contemplaties over hoe de zanger van Wilco zich verhoudt tot de wereld in al haar mooie en lelijke facetten.
Al met al is Cousin best een veelzijdig album dat tegelijkertijd een zekere mate van voorspelbaarheid herbergt. Wilco lijkt comfortabel te zijn op het muzikale wandelpad dat ze ingeslagen zijn: een meer vertrouwd, progressief en experimenteel alt-country geluid, zoals eerder te horen was op hun album Ode to Joy uit 2019. En zeker meer experimenteel dan het album Cruel Country uit 2022 dat is gestoeld op akoestische, country-geïnspireerde muziek, vermengd met folk en woordelijk impressionisme. Toch hangt op Cousin het oor meer naar de veilige alt-country-kant met tien liedjes die – op het openingslied na – strak onder controle worden gehouden. Er zijn weliswaar enkele gitaarsolo’s en klanklandschappen te ontdekken, maar deze worden behoorlijk ingetogen ten gehore gebracht ten gunste van de zang van Jeff Tweedy die hierdoor centraal in de schijnwerpers blijft staan. Dit is vooral te danken aan de productiestijl van Cate Le Bon, die tegelijkertijd het oog op een meer experimentele en rommelige sfeer op Cousin niet verliest. Wat resteert is de vraag waarom als hoes gekozen is voor een werk van de Japanse bloemkunstenaar Azuma Makoto. Een typisch Wilco-raadsel.