Je herkent het vast wel, die ene plaat waarvan je weet hem je hele leven bij je te dragen. Of het album nou net is uitgekomen, of dertig jaar geleden. Bij de redactie van Nieuweplaat is daar zeker ook sprake van. Vandaar onze nieuwe rubriek: Plaat Voor Je Kop, waar verschillende redactieleden je elke maand meenemen in hun favoriete albums en waarom die zo belangrijk voor hen zijn. Deze maand doe ik de aftrap.
Ik ben Isis. Ik studeer journalistiek en begon ongeveer een jaar geleden met schrijven voor Nieuweplaat. Mijn eerste recensie was over La Panthere Des Neiges van Nick Cave en Warren Ellis, maar dat is niet de plaat waar ik het vandaag over ga hebben. Dat is mijn tweede recensie; The Gods We Can Touch van Aurora. Precies een jaar (en een dag) geleden kwam deze uit. Ik moet bekennen dat het niet zozeer de plaat is die ik zo speciaal vind, maar meer het verhaal achter mijn relatie met Aurora. Daarmee zeg ik natuurlijk niet dat ik The Gods We Can Touch niet bijzonder vond, ik durf zelfs te zeggen dat dit haar beste album tot dusver is.
Ik weet het nog als de dag van gisteren. De eerste keer dat ik de plaat kon luisteren. Het was drie weken voordat het officieel uitkwam. Het voelde zo speciaal, als een soort geheimpje dat alleen ik mocht weten. Maar ik zat ook in een tweestrijd. Ik was zelfs een beetje bang. Was het wel een goed idee dat ik het album al ging luisteren? Wat nou als ik het hartstikke kut zou vinden? Het was woensdag, ik zat aan tafel. Het was koud buiten, dus de verwarming stond lekker hoog. Dat kon toen nog, want ons grootste probleem was de nasleep van de laatste corona-lockdown.
Ik had mijn sportkleding aan want ik zou later naar dansles gaan. Uiteindelijk maakte ik de keuze dat ik de plaat wel zou luisteren. Ik drukte op play. The Forbidden Fruits Of Eden klonk in door mijn oren, als een soort magie. Op dat moment wist ik dat ik de juiste keuze had gemaakt. Maar goed, ik zei net dat ik mijn verhaal achter Aurora specialer vind dan het album. Hiervoor neem ik je weer even terug naar het verleden.
Het is 3 juni 2015. Ik ben twaalf jaar geworden. Mijn moeder vindt mij oud genoeg voor een bijzonder cadeau, een ‘meiden-uitje’ zoals ze het toen noemde. Ik krijg een concertkaartje voor een artiest die Aurora heet. Op 4 februari 2016 staat zij in Tivolivredenburg. ‘De piepjonge Noorse electropop zangeres Aurora heeft van haar ouders precies de juist naam meegekregen, want ze is gezegend met een stem zo fraai als het ochtendgloren.’ Dat staat in de aankondiging. Piepjong, dat is ook gek om terug te lezen. Ik bezocht mijn allereerste concert en keek naar een artiest die toen net zo oud was als ik nu. Misschien ligt het aan mij, maar het voelt alsof de cirkel rond is.
Na het concert was ik sprakeloos. Ik kon alleen nog maar aan Aurora denken. Ongeveer een maand daarna kwam haar eerste album uit: All My Demons Greeting Me As A Friend. Ik vulde mijn ziel met haar stem, elke dag. Aurora was mijn eerste obsessie , maar ik heb haar nooit losgelaten. Ik zat in een moeilijke tijd toen ik twaalf was. Mijn eerste jaar van de middelbare school was begonnen en ik was erg streng voor mezelf. Perfectionistisch. Maar met Aurora’s nummers voelde ik me oké. Ik heb vaak gehuild met haar op de achtergrond, maar ook gelachen en natuurlijk gedanst.
‘One day life will be kind/ We are not alive/ We are surviving every time/ We are home / We are home / Home’ zingt ze in Home. Ik voelde me thuis en ik had hoop dat het ‘leven’ inderdaad aardig zou zijn voor mij. Dat is achteraf gezien misschien een beetje dramatisch, maar Aurora was er altijd wanneer ik me alleen voelde. Aurora begrijpt mij en ik kan mezelf altijd terugvinden in haar nummers. Voortgekomen uit een verjaardagsuitje naar een concert heb ik mijn artiest gevonden. De persoon waar ik steeds op terug zal vallen. Wiens nummers ik altijd zal koesteren. De persoon die mij oké kan maken wanneer ik verdrietig ben, mij inspireert. Daarbij heb ik natuurlijk eeuwige dankbaarheid voor mijn moeder, de persoon die mij aan Aurora voorstelde. Ik had het op geen andere manier willen hebben.
‘You have a home in my queendom’ zingt Aurora en dat is de waarheid. I have a home in her queendom.