Architects – For Those That Wish To Exist

Waardering

6

De metalcoreband die mainstream gaat. Het lijkt een vaststaand gegeven dat het vroeg of laat gebeurt, met Bring Me The Horizon als bekendste voorbeeld. Ook Architects opent de poorten naar een toegankelijker geluid. Met het nieuwe album For Those That Wish To Exist valt de Britse band daarbij een beetje tussen wal en schip.

Voor de gediplomeerde muzieksnob mag ‘mainstream’ misschien een scheldwoord zijn, het is op voorhand natuurlijk helemaal geen probleem. Laten we eerlijk zijn: het merendeel van de singles die Architects in aanloop naar For Those That Wish To Exist uitbracht, was uitstekend te pruimen. Dat komt met name omdat de band in tracks als Black Lungs en Animals beide werelden overtuigend bijeen weet te brengen: knetterharde razernij en radiovriendelijke melodieën hebben een werkbaar verstandshuwelijk gesloten.

Toch zal de doorgewinterde Architects-fan zich in de steek gelaten voelen. Dat zit met name in de vocals van Sam Carter, die het schreeuwen hoofdzakelijk voor zingen heeft verruild. Het maakt de nummers op For Those That Wish To Exist weliswaar geschikt voor een breder publiek, maar het album boet daardoor in aan agressie. Agressie die juist zo kenmerkend is voor Architects. In onder meer Discourse Is Dead en Impermanence probeert Carter het wel met knoertharde vocals. Voor die laatste track is bovendien Winston McCall van Parkway Drive ingevlogen voor extra power, maar de nummers zijn van zichzelf te matig en voorspelbaar om als compensatiemateriaal te dienen.

Het mag allemaal wat minder heftig klinken, For Those That Wish To Exist is nog steeds geen achtergrondmuziek voor een dinertje bij de grootouders. Met brute kracht schiet Architects vooruit en het zijn met name de drumpartijen van Dan Searle die tot diep in de borstkas doordreunen. Regelmatig weet Architects zo de bullseye te raken. Giving Blood is een fijne alternatieve rockplaat met slimme tempowisselingen. Dead Butterflies is een nog beter uitgevoerde variant daarvan. Vooral de wanhopige lyrics over het niet kunnen vinden van geluk in het leven zijn indrukwekkend. Goliath is eveneens noemenswaardig, niet in het minst vanwege het verrassende maar overtuigende gastoptreden van Biffy Clyro’s Simon Neil.

Toch is niet alles raak voor Architects. An Ordinary Extinction is weliswaar bijzonder ruig, maar de effecten op de zang en de synthesizers zitten bij de Britten toch een beetje als een scheefgeknoopte blouse. Met Flight Without Feathers en Dying Is Absolutely Safe biedt Architects twee rustmomenten die voelen als overbodige albumvulling. Zeker het dweperige slot Dying Is Absolutely Safe is mosterd na de maaltijd en heeft ook nog eens een slecht voorprogramma in Meteor, dat overdreven theatraal aandoet. Met twee middelmatige tracks als einde gaat For Those That Wish To Exist na een hevige rit als een nachtkaars uit.

‘I wanna sing you a different song/One that’s easier to swallow’, zingt Carter in Little Wonder, waarin ook Royal Blood’s Mike Kerr zijn opwachting maakt. Woorden die bijzonder van toepassing zijn op For Those That Wish To Exist. Architects heeft een hoop agressie overboord gegooid en komt daardoor voor de dag als een alcoholvrij biertje: het trekt nieuwe mensen aan, maar offert daarvoor wel een kernelement op. Please-gedrag dat de echte grandeur behoorlijk in de weg zit.