Primal Scream uit Glasgow, met oprichter Bobby Gillespie als enige vaste lid, heeft sinds 1982 vele gedaantes gekend, zowel qua bezetting als wel muzikaal. Indie, psychedelisch, acid, maar boven alles: rock. Op hun twaalfde album genaamd Come Ahead (‘kom maar op!’) weet de band toch weer verrassend uit de hoek te komen, in ieder geval in het begin.
De eerste vier nummers zijn ronduit lekkere funky nummers, met invloeden van Chic, maar ook, met name ritmisch, van Talking Heads, en- waarom niet – Jesse Ware! Opener Ready to Go Home zong Gillespie op het sterfbed van zijn vader. Met het gospelintro erbij krijg je vanzelf visioenen van de dansende nonnen uit de film Sister Act. Op Love Insurrection deelt Gillespie zijn beeld op de kapitalistische markt en de staat van de wereld: ‘No one reads books these days/Conspiracy and illiteracy have taken their place’.
Melancholy Man had een uitstekend rustpunt kunnen zijn, met Santana-achtige gitaarsolo, om daarna weer terug te keren naar de swingende, opzwepende stijl van de eerste vier nummers. Het blijkt echter, helaas, meer een breekpunt dan een rustig intermezzo, want het luidt een duidelijk “shift of gears” in. Dat is jammer, maar wel het startsein voor gitarist Andrew Innes om te gaan stralen. Vaak subtiel maar altijd present. Bobby Gillespie is geen geweldige zanger maar komt daar redelijk mee weg, zeker als hij in de verte klinkt als de bedwelmende stem van John Balance van Coil.
Met Circus of Life komt de schwung nog even terug, met blazers en gospelachtige background vocals, maar het kan niet verhinderen dat de plaat een beetje stuurloos wordt en de zang steeds vlakker. Gelukkig zorgt het gitaarspel van Innes ervoor dat bijvoorbeeld ook een verder niet heel bijzonder nummer als False Flags prima te verteren blijft.
Helaas staan zijn er ook wat merkwaardige hoekige en saaie nummers op zoals Deep Dark Waters en The Center Cannot Hold. Daarop kan ook Innes de inboedel niet redden.
Afsluiter Settlers Blues is een politiek geladen nummer over kolonisatie en uitbuiting, met de melancholie van een Leonard Cohen. De zachtjes echoënde, en later bluesy solerende gitaar en het sporadische koortje kunnen helaas niet verbloemen dat het hoogtepunt van Come Ahead duidelijk in het veelbelovende begin ligt. Jammer dat de plaat daarna, ondanks een aantal prima ingrediënten, langzaam afbrokkelt.