Yes – The Quest

Quest

Waardering

4

Yes, een van de belangrijkste grondleggers van het progressieve rockgenre uit de jaren ’70 komt eindelijk weer eens met een nieuwe plaat. Zeven jaar geleden verscheen het ongeïnspireerde Heaven & Earth van de groep. Na acht verschillende live- en compilatiealbums, is het een verademing dat er eindelijk een nieuwe studioproductie op komst is in de vorm van The Quest.

The Ice Bridge opent wat kil met wat iel klinkende synthesizer geluiden. Samen met het basgeluid klinkt het geheel erg klinisch. De bas legt geen basis, maar is druk en aanwezig, iets waar wijlen Chris Squire ook in uitblonk. Daarmee is ook alles gezegd, want de brommende en stuwende kracht van Squire ontbreekt hier volledig. Al snel zet Jon Davison in met zijn zangstem. Qua vocalen weet Davison voormalig grootmeester Jon Anderson goed te benaderen, maar hij mist kracht en karakter die zijn voorganger wel bezat. De outro leent zich voor een uitgesponnen wisselwerking tussen gitaar en synthesizers. Helaas is het geluid weinig spannend en wordt er op safe gespeeld.

Virtuositeit en snelheid waren een vast onderdeel van het Yesgeluid. Tweede nummer Dare To Know is daar geen voorbeeld van en lijkt een te zoetsappige sound neer te willen zetten, overeenstemming met de vorige plaat Heaven And Earth. Na bijna twee minuten lijkt er schot in de zaak te komen door de introductie van een orkest gevolgd door een aardige gitaarsolo van Steve Howe. Met iets meer pit had dit een aardige Yes song kunnen worden, maar daar ontbreekt het aan. Minus The Man is uit hetzelfde hout gesneden. Bij de introductie van de orkestrale onderdelen wordt het lied wat meeslepender, maar de urgentie is ver te zoeken.

Na achttien minuten zijn voor het eerst interessante wendingen te horen op het langere Leave Me Alone. Met tempowisselingen en verschillende muzikale afwisselingen komt het album hier eindelijk een beetje op gang. Toch ontbreekt het de heren van Yes ook hier aan zeggenschap en maken ze een afgepeigerde indruk: er wakkert ergens nog een klein muzikaal vlammetje, maar die wordt nergens omgezet in groots vuurwerk. De gladgestreken productie helpt daar ook niet bij.

Pas na Leave Me Alone komt het album beter op gang met The Western Edge en het grotendeels akoestische Future Memories. Op laatstgenoemde song lijkt de band pas zijn sound te hebben gevonden. Het lied laat een eigenheid horen die niet eerder te vinden was op deze productie. Met name de coupletten laten wat van die broodnodige spanning merken die eerder ontbrak. In de refreinen is er ruimte voor harmoniezang die voor het eerst lijkt terug te grijpen op het betere werk uit de jaren ’70.

Een verzoek tot het verder nodige avontuur wordt niet ingewilligd. Het tenenkrommende Music To My Ears vormt een waar dieptepunt: gezapigheid en cliché teksten voeren de boventoon. Het gemoedelijke A Living Island sluit de eerste schijf af en klinkt een stuk beter dan de voorgaande track. Helaas weet de band de productie hier niet mee te redden. De drie liedjes op de tweede schijf zijn van een wat lichtere toon dan de nummers op de eerste plaat. Helaas is er op al deze tracks sprake van een te lieflijk geluid dat een vreemde nasmaak geeft aan het einde van deze plaat.

Yes lijkt met The Quest een avontuurlijker album neer te zetten dan met Heaven & Earth. Het ontbreken van goed songmateriaal en enig gevoel van urgentie zorgen ervoor dat het album op zichzelf niet overeind blijft. Er wordt nog steeds knap gemusiceerd, maar door te trage tempo’s en te weinig afwisseling weet het nergens te verrassen. Yes lijkt simpelweg niks meer te zeggen te hebben en klinkt op The Quest uitgeblust.