Joyce Manor – Cody

Waardering

7

8

Op het eerste gezicht is het makkelijk om de muziek van Joyce Manor kort van stof te noemen. De Californische rockband maakt regelmatig nummers die amper langer duren dan anderhalve minuut. Na een tweetal albums vol snelle poppunk keerden ze terug met het geweldig ontvangen Never Hungover Again. Daarop hadden de bliksemsnelle nummers plaatsgemaakt voor melodieuze gitaarpop vol aanstekelijke deuntjes. Op de nieuwe plaat Cody breidt de band dat geluid uit, ditmaal zonder alle scherpe randjes vakkundig van de muziek af te schuren.

Op Cody klinkt Joyce Manor ineens meer als een indieband dan een punkgroep. Het geluid van de band is in alle opzichten een stuk helderder geworden. De gitaren verschuilen zich niet meer achter een ondoordringbare muur van distortion of galm. Frontman Barry Johnson’s stem is zuiver en melodieus waar hij hem op vorige platen nog wel eens flink liet scheuren. De catchy koortjes van het vorige album zijn ook weer terug en maken het geluid weer mooi vol. Op het bitterzoete Angel In The Snow worden er zelfs achtergrondvocalen verzorgd door niemand minder dan Nate Ruess, bekend van zijn band Fun. en zijn duet met P!nk.

Door het heldere geluid en het langzamere tempo is er ook meer ruimte voor de krachtige teksten van Johnson. Op Cody verhaalt hij vol twijfel over volwassen zijn en volwassen worden. Op nummers van hoogstens drie minuten schetst Johnson de situatie telkens precies uitgebreid genoeg, zonder dat het een eigen interpretatie van de luisteraar in de weg zit. Zo zijn de persoonlijke teksten van Johnson toch ook erg herkenbaar. Hoogtepunt Last You Heard Of Me, waarop de mannen van Joyce Manor overigens hun beste Weezer-imitatie laten zien, is een voorbeeld van hoe de simpele teksten en de langzame opbouw zorgen voor een meeslepend geheel. In de loop van slechts vier coupletten zonder refrein laat de band luisteraars meevoelen met de zelftwijfel en het pessimisme van de hoofdpersoon.

Hoewel veel aan de nieuwe plaat van Joyce Manor klopt, worden er ook wat fouten gemaakt. Zo wordt de grens tussen helder en klinisch nog wel eens overschreden. Door de productie klinkt Barry’s stem soms wel héél onnatuurlijk, alsof de minste of geringste oneffenheid in zijn stem weggeboend is. Op een nummer als Make Me Dumb gaat dat ten koste van de emotie die het nummer zou moeten hebben. Ook de onbewerkte gitaren klinken soms meer vlak dan ‘clean’. Gelukkig weet de band dat vaker wel dan niet op te vangen met aanstekelijke melodielijnen of sterke teksten.

Uiteindelijk laat Joyce Manor op Cody zien dat ze meer in hun mars hebben dan het schrijven van snelle en simpele punk. Het tempo gaat dan wel omlaag, de band weet duidelijk wat ze met die extra tijd moeten doen. De balans tussen emotie en aanstekelijkheid wordt uitstekend bewaard. Of ze nou een akoestische ballad als Do You Really Want To Not Get Better? spelen of een uptempo gitaarnummer als Fake I.D., de herkenbare teksten en catchy instrumentalen houden het album interessant. En als het dan na een magere twintig minuten afgelopen is, kun je de plaat makkelijk nog eens luisteren. Komen die korte nummers toch nog van pas.