The Grand East – What A Man

Waardering

7

De maatschappij is aan het polariseren. Over meningsverschillen wordt niet langer normaal gediscussieerd; wie het hardst schreeuwt wint. De politiek doet mee en geeft het goede voorbeeld. Reken daar de vergiftigde sociale media bij waar doodsbedreigingen aan de orde van de dag zijn en je hebt ongeveer een idee van de sociale verhoudingen in het Nederland van 2018.

Het is iets waar The Grand East zich duidelijk zorgen om maakt. Bij de release van hun single What A Man schreef de band: ‘Het nummer is een schrijnend verhaal over de randen van de maatschappij, waar steeds meer woede heerst. Discriminatie en homohaat sluipen terug de samenleving in, en onzekere mensen blazen met geweld hun eigen ego op’. ‘I am very insecure / But I’ll show it to you, girl / That I’m a man’, zingt Arthur Akkermans terwijl we bewakingsbeelden zien van een groepje mannen die een individu in elkaar slaan. De groove – that bass! – is donker en dreigend; een onderhuidse spanning die zorgt voor een alerte stemming. Het is die dreigende sfeer die hun nieuwste plaat, ook toepasselijk What A Man genoemd, over de gehele breedte kenmerkt.

Een tiental nummers kent het album, dat via crowdfunding tot stand is gekomen. Een eerste ding dat opvalt is hoe behoorlijk anders het klinkt dan voorganger Movano Camerata. De band heeft duidelijk gekozen voor een ander geluid, met nieuwe inspiratiebronnen in The Velvet Underground en King Gizzard & the Lizard Wizard. Ook hun visuele presentatie – zoals de recentere bandfoto’s of de albumcover – zijn veranderd, met een kouder en meer hedendaagse uitstraling dan voorheen. Een juiste beslissing voor de gekozen thematiek.

De muziek zelf is ondanks alles nog wel heel herkenbaar als The Grand East. De power is niet verdwenen, de rock ’n soul evenmin. Je zou het een modern jaren ’70 album kunnen noemen, maar dat is een wat vage categorisering. Wel lijken de nummers een toegankelijker geluid te hebben gekregen, zoals bijvoorbeeld Apocalyps Now, I’ve Been Young of Burn Away. Dit werkt meestal prima, al worden de ritmische trucjes van het debuut zo nu en dan wel gemist. Helemaal verdwenen is dat overigens niet, laat Who Is Joe zien. De donkere, bluesachtige agressie, met een heerlijk Hammondorgel, lijkt in eerste instantie een beetje vast te zitten in de eigen progressie, maar draait volledig om zijn as in een onverwachte laatste minuut. Zeker niet verkeerd.

De kracht van het album als eenheid is echter ook een valkuil voor de nummers an sich. Deze lijken soms net wat eigenheid te missen in de details of teveel uit eenzelfde vaatje te tappen. Dit zit vooral in de refreinen, waar vaak iets van de dreigende sfeer wordt afgeweken, maar het niet altijd lukt de zo sterk neergezette spanning van de coupletten goed te laten oplossen. Een nummer kan dan nog wel eens tussen wal en schip komen te vallen.

What A Man heeft zo zijn charmes. Als eenheid is het album erg sterk. De dreigende en koele sfeer zijn goed uitgewerkt, daarvoor zijn complimenten op zijn plaats. Wel lijkt die focus af en toe ten koste te zijn gegaan van de individuele uitwerking. Soms mist er wat onderscheidend vermogen in de ontlading van de refreinen. Een beetje tough love voor The Grand East, dus. Maar wel met de nadruk op love, want daar kan de samenleving wel wat extra van gebruiken, zo geeft ook What A Man te weten.