Advertisement

New York

Ik was in de stad waar Frank Sinatra die wereldberoemde ode voor zong. De stad die daarna nog vele malen bezongen werd. Door Don Henley, Alicia Keys, Billy Joel en U2, to name a few. Het is de stad waar Simon & Garfunkel weer bij elkaar kwamen en voor 500.000 mensen een gratis concert gaven in Central Park. Maar ook de stad waar John Lennon in koelen bloede werd vermoord. Aan de rand van datzelfde park is een gedenksteen en even verderop een mozaïek met daarop het woord Imagine. Het ligt recht tegenover het appartementencomplex waar John woonde en waar hij op de stoep zijn einde vond. Strawberry Fields, hebben ze het stukje park gedoopt. Forever. Een man die zegt dakloos te zijn speelt de hele dag liedjes van de Beatles. Sommige mensen gooien geld in zijn gitaarkoffer, want hij speelt best goed. Anderen komen alleen voor een selfie. Een meisje gebaart naar haar moeder vanuit welke hoek ze een fotootje moet schieten. Ondertussen gaat ze in een bevallige pose op het mozaïek liggen. Ze drapeert vakkundig d’r haar over de tegels en maakt het peacegebaar terwijl ze een duckface in de lens maakt. Een toerist achter me slaakt een zucht.

Ik ben in New York. The city that never sleeps. De stad waar het nooit stil is. Bij het inslaan van elke nieuwe straat hoor ik weer een ander liedje in m’n hoofd. Ik denk aan Bobby Womack als ik op de city map 110th Street zie staan. Op Broadway begin ik automatisch het liedje van George Benson te neuriën. Als we in Greenwich Village zijn wil ik even door MacDougal Street lopen. Het is ver voor openingstijd, maar dat maakt niet uit: alleen de buitenkant zien van Café Wha? is genoeg. Het is het café waar Bob Dylan in 1961 zijn eerste optreden in New York gaf. Het staat er nog steeds, al zitten niet alle letters meer op de gevel. Even verderop vind je de legendarische Blue Note Club, en ook de Village Vanguard opent na 80 jaar nog steeds haar deuren. Dit is New York, hier gebeurt het.

Moe van alle indrukken besluiten we onze voeten even rust te gunnen in het nabijgelegen Washington Square Park. Terwijl we op een bankje zitten uit te puffen komt een man voorbij op veterloze mocassins. Hij heeft een net jasje aan en een beker koffie in z’n hand. In een flits denk ik: ‘die lijkt sprekend op Joe Jackson.’ Nog geen seconde later spreek ik mijn gedachte uit. Naast me hoor ik: ‘het IS Joe Jackson.’ ‘Ja?’ vraag ik ongelovig, terwijl ik toch zelf de eerste was die hem aanzag voor de zanger. We kijken hem na, volgen zijn weg door het park. Op een rustig plekje, in de beschutting van een aantal bomen, gaat hij op een bankje zitten. Niemand lijkt hem te herkennen. Of het is een inmiddels vertrouwde verschijning voor de lokale bewoners, dat kan ook. ‘Of hij lijkt er gewoon heel erg op,’ besluit ik tenslotte. ‘Nee, ik weet het echt zeker. Kom, we gaan naar hem toe.’ Naar hem toe? En dan? Om een handtekening vragen? Terwijl je niet eens weet of het ‘m wel echt is? En dan nog: het is Joe Jackson maar. Ook gewoon een mens. Niet eens een heel beroemde artiest. Hoewel ik daar nog niet zo zeker van ben als me het ene na het andere liedje van hem te binnen schiet. Is she really going out with him, Be my number two, Different for girls, You can’t get what you want, till you know what you want, Steppin’ out, Real men, Nineteen forever; ze schieten allemaal door mijn hoofd als we zijn kant op lopen. Ik voel me een beetje een stalker, maar ben toch ook nieuwsgierig. ‘Hoe gaan we er nou achter komen of hij het is?’ vraag ik, terwijl we op een bankje naast hem gaan zitten. Ik geef meteen een voorzetje. ‘Misschien kunnen we één van zijn liedjes neuriën, en dan kijken of hij reageert,’ stel ik niet helemaal serieus voor. Het idee wordt verworpen. ‘Ik ga even een foto maken van dat standbeeld,’ hoor ik, terwijl ik achterblijf op het bankje. Joe, of misschien heet deze look-a-like wel heel anders, lurkt onverstoorbaar aan zijn koffie. Hij heeft er veel melk in. Heel veel melk. Typisch Brits denk ik, terwijl ik me realiseer dat hij van oorsprong uit Engeland komt. Zou het hem dan echt zijn? Maar woont hij tegenwoordig in New York dan? En waarom gaat zo iemand in een park zitten? Ik zie ineens de belachelijkheid van de situatie in. Het is hem gewoon helemaal niet, besluit ik voor mezelf.

‘Het is ‘m hoor,’ klinkt het resoluut, terwijl ik op een mobiel de foto te zien krijg van het standbeeld, met daarnaast een man op een bankje. Als je inzoomt zie je dat hij inderdaad wel heel erg op Joe Jackson lijkt. Of… het is. Er is maar één manier om daar achter te komen. ‘En ik ga het niet vragen,’ zeg ik stellig. Zo zitten we een minuut zwijgend naast elkaar, in dit vacuüm van besluiteloosheid en onwetendheid. Dan staat ze op, en loopt recht op hem af.

Ik zit net iets te ver om te kunnen horen wat er gezegd wordt. Het is een kort gesprek. Na een paar zinnen komt ze alweer terug. ‘En?’ vraag ik. Ze knikt. ‘Wat heb je gevraagd?’ Beetje domme vraag. Are you Joe Jackson natuurlijk. En jij was te laf om het te vragen, zegt een stemmetje in me. ‘Ik bood bij voorbaat m’n excuses aan dat ik stoorde, maar dat we vonden dat hij nogal op Joe Jackson leek en of hij het misschien ook echt was.’ ‘En wat zei hij?’ ‘It’s a fact.’

It’s a fact.

En dat was het dan. Joe had duidelijk weinig zin in een gesprek. Niet lang daarna staat hij op en loopt voor de tweede keer langs. Deze keer verdwijnt hij uit het zicht.

Tja, New York. Hier gebeurt het.

 

Joe Jackson – Hometown