Dat Neil Young alles uitbrengt wat hij schrijft is inmiddels bekend. Dat hij zich daarbij niks aantrekt van wat zijn luisteraars ervan zouden vinden ook. Dat hoeft geen probleem te zijn, zolang een album maar de ruimte krijgt en op zichzelf kan staan tussen alles wat ‘Uncle Neil’ naar ons toe werpt. Dat is namelijk precies waar het de laatste albums aan ontbrak: het vermogen om zijn werk te laten onderscheiden als een geheel. Sterke nummers bracht Young genoeg, ze waren alleen altijd verstopt tussen een zootje dat soms regelrecht uit de doos van Pandora leek te komen. Is dit op The Visitor, in samenwerking met Promise of the Real, wederom het geval?
Als president van de Verenigde Staten heb je het met Neil Young niet makkelijk. In een klassieker als Ohio werd Nixon al op de vingers getikt en het album Living with War was gericht aan de oorlogspraktijken van Bush in Irak. Heden ten dage zal het voor Young niet moeilijk zijn geweest om zijn ergernissen over de huidige president van de Verenigde Staten te uiten. Trump biedt Young genoeg materiaal voor inspiratie. Opener en single Already Great laat er geen gras over groeien: Amerika is nog altijd ‘the promised land / the helping hand‘. Ze is nog altijd groots! Daar is geen Trump voor nodig.
Maar Young trekt zijn politieke frustraties breder, want ook Moeder Aarde is in gevaar en wordt daarom bezongen. Forever blinkt daarin uit. De 10-minuten durende afsluiter kabbelt rustig voort, maar raakt een gevoelige snaar als Young ‘Earth is like a church without a preacher‘ zingt. Wij mensen geven betekenis aan de kerk die aarde is, maar hebben ook de plicht haar te beschermen, is de boodschap. Young is vastbesloten hier iets aan te doen, via zijn muziek: ‘I really want to make a difference‘, laat hij de luisteraar weten. En dat siert hem.
Muzikaal gezien klinkt The Visitor fijn en gepolijst, en ook afwisselender dan zijn directe voorgangers. Er is duidelijk een aantal keer gerepeteerd voordat er werd opgenomen en een enorm scala aan invloeden is terug te horen; van de bekende Young tokkel-americana tot vuige gitaren, van een circus-achtige waltz tot de blues. Dat geeft het album enige glans, maar je moet er van houden. De zwaardere politieke teksten worden op een speelse en oneigen manier gebracht, wat soms vreselijk klinkt (Children of Destiny, werkelijk ‘all over the place’) en dan weer heel succesvol is in het overbrengen van het verhaal (Carnival).
Neil Young kan veel maken, maar geeft ons met The Visitor ook wel daadwerkelijk iets wat goed weg luistert. Het is daarbij niet bijzonder. We hebben het allemaal al eens eerder gehoord. En toch is dat ook prima. Het album slikt als een wat goedkope zoete koek, en daar is zo af en toe niets mis mee. En ja, zelfs gruwel Children of Destiny heeft daarin een plekje. Toch blijft ieders innerlijke hoop, met smart wachtend op een nieuwe Harvest of Zuma, weer met lege handen achter. Want ook The Visitor weet zich niet echt te onderscheiden. En dat is iets waar Young toch over moet nadenken.